Beeldvorming bij borstaandoeningen

Mammografie

Een mammografie is een röntgenopname van de borsten die afwijkingen kan aantonen die je zelf nog niet kan voelen en die zich nog in een zeer vroeg stadium bevinden.

Screeningsmammografie

Wanneer borstkanker in een vroegtijdig stadium wordt ontdekt, verbeteren de overlevingskansen en kan de behandeling minder ingrijpend zijn. Een screeningsmammografie speelt een essentiële rol in de vroegtijdige opsporing van borstkanker. Aan de hand van die mammografie wordt naar letsels gezocht die nog niet voelbaar zijn. Door oude en nieuwe röntgenfoto’s te vergelijken kan de radioloog recente, soms heel kleine afwijkingen ontdekken.

Tweejaarlijks organiseert de Vlaamse gemeenschap een gratis screeningsonderzoek voor vrouwen tussen 50 en 69 jaar. Twee tot drie weken na het onderzoek zijn de resultaten bekend. De röntgenfoto’s worden door twee gespecialiseerde radiologen afzonderlijk beoordeeld. In 95 procent van de gevallen zal bij die systematische screening geen enkele afwijking worden vastgesteld. Toont de mammografie evenwel iets verdachts, dan wordt een bijkomend onderzoek uitgevoerd. In 9 op de 10 gevallen gaat het niet om borstkanker.

Echografie

Bij een echografie worden beelden gemaakt van de borsten met behulp van geluidsgolven die voor het menselijk oor niet hoorbaar zijn. Die geluidsgolven worden uitgezonden met behulp van een sonde die over uw huid wordt bewogen.

De geluidsgolven worden door verschillen in dichtheid van het weefsel in verschillende golflengten weerkaatst en door de sonde opgevangen. Vervolgens worden deze signalen weer door een computer in beelden omgezet. Op die manier kan men bijvoorbeeld een tumor of een cyste zien.

MRI

Een MR-scan maakt gebruik van radiogolven en van een zeer sterk magnetisch veld. Er komen geen röntgenstralen (X-stralen) aan te pas.

Voor een MR-scan ligt de patiënte op de buik op een verplaatsbare tafel. Die wordt in een tunnel met een magnetisch veld verschoven en zo wordt de hele borst laag voor laag geanalyseerd.
Tijdens het onderzoek wordt contrastmiddel toegediend via een injectie in de arm. Dat contrastmiddel wordt doorgaans veel beter verdragen dan jodiumhoudende contrastmiddelen die onder meer voor een CT-scan gebruikt worden.
Omdat een MRI-scanner veel lawaai maakt, krijgt de patiënt een koptelefoon op.

Een MR-scan levert een serie tweedimensionale beelden op die na elkaar geplaatst een driedimensionale voorstelling geven. Om die beelden niet te verstoren, is het belangrijk om tijdens het onderzoek heel stil te liggen. Gedurende het onderzoek, dat meestal een 20-tal minuten duurt,  wordt de patiënt permanent gevolgd op camerabeelden. Bij problemen kan de verpleegkundige via een alarmbelletje gewaarschuwd worden.

Biopsie

Core biopsie

In veel gevallen is het beter om een zogenaamde biopsie uit te voeren, in plaats van een cytologische punctie. Doordat er nu een weefselstukje wordt weggenomen in plaats van een aantal cellen, kan de patholoog-anatoom meer informatie krijgen over de aard van het weefsel en andere specifieke kenmerken.

Een weefselbiopsie wordt ook wel ‘CORE-biopsie’ of  ‘dikke naaldbiopsie’ genoemd omdat het onderzoek ook met een holle naald gebeurd, net zoals bij een punctie. Alleen is de naald dikker dan bij een gewone punctie. Dat komt omdat er een ‘pijpje’ weefsel (histologie) wordt weggehaald.

De weefselbiopsie wordt meestal uitgevoerd onder geleide van echografie. Na plaatselijke verdoving van de huid wordt een klein sneetje in de huid gemaakt. Via het sneetje wordt met de naald enkele ‘stukjes’ weefsel weggehaald.. Met een pleister wordt het sneetje naderhand afgeplakt. Na de biopsie kan de patient direct naar huis.

Een ondersteunende BH wordt aangeraden. Dit helpt onderhuidse nabloeding tegengaan. Soms treedt er toch een onderhuidse nabloeding op. Dit ziet eruit als een blauwe plek, die na verloop van weken spontaan verdwijnt. Bij pijn kunt u een pijnstiller innemen.

Fijne naald punctie (FNAC)

Bij een punctie wordt er vocht en/of cellen met een zéér dunne naald uit het gezwel opgezogen. Dit gebeurt onder geleiding van echografie. Deze fijne naald punctie wordt voor cysten en lymfeklieren gebruikt.

Mammotoombiopsie

Als het letsel niet voelbaar is en niet zichtbaar is op echo kan men overgaan tot een mammotoom-biopsie. Dit is een biopsie van een afwijking in de borst, waarbij gebruik wordt gemaakt van röntgenbeelden. Daardoor is een precieze plaatsbepaling van de afwijking mogelijk.

De patient ligt op de buik op de onderzoekstafel, er is een uitsparing voor de borst. De borst wordt samengedrukt en vanuit verschillende invalshoeken worden röntgenfoto’s gemaakt. Aan de hand daarvan bepaalt de radioloog met behulp van de computer de beste plaats om de biopsies te nemen. Op de plaats waar de punctie zal worden gedaan, wordt de huid verdoofd en gedesinfecteerd. Via een klein sneetje in de huid wordt een aantal biopten genomen met een speciale naald. Deze biopten gaan naar het pathologisch laboratorium voor microscopisch onderzoek. Het sneetje in uw borst wordt met hechtpleistertjes (Steristrips) of weefsellijm verbonden. De uitslag van de biopten is na 1 week bekend.

Bloedname

Algemeen bloedonderzoek met bepaling van de tumormarker (CA 15.3) is het standaardonderzoek.

Botscan

Een botscan of skeletscintigrafie scant alle botten in het lichaam nadat een kleine hoeveelheid zwak radioactieve stof (tracer) werd ingespoten bij de patiënt. Die stof zet zich enkel in de beenderen vast.

Plaatsen met een verhoogde botombouw – bijvoorbeeld ten gevolge van uitzaaiingen, een trauma of breuken – nemen een grotere hoeveelheid tracer op dan plaatsen met een normale of verminderde botombouw. Zo worden alle plaatsen waar nieuw bot wordt aangemaakt in beeld gebracht en kunnen aandoeningen van het skelet en uitzaaiingen worden opgespoord.

Het hele onderzoek neemt 15 tot 45 minuten in beslag. Een botscan vraagt geen bijzondere voorbereiding. De patiënt hoeft niet nuchter te zijn.

CT thorax-abdomen

Om uitzaaiingen op te sporen in de longen, klieren, lever en andere organen wordt een CT scan van de longen en de buik afgesproken.

PET scan

Een PET-scan wordt meestal gebruikt om uitzaaiingen in het lichaam op te sporen. Met een PET-scan kunnen stofwisselingsprocessen in het lichaam in beeld worden gebracht.

Voor dit onderzoek wordt een kleine hoeveelheid zwak radioactieve stof (F18-gemerkt fluorodeoxyglucose of FDG) ingespoten. De stof verspreidt zich in het lichaam en wordt vooral opgenomen in zones met een verhoogde stofwisseling.

Het lichaam wordt gescand en de straling van de radioactieve deeltjes wordt getoond op een computerscherm. Dat geeft een gedetailleerd beeld van de zones met een verhoogde stofwisseling. De meeste kankercellen hebben een verhoogde stofwisseling en verbruiken veel suiker. Is een verhoogde suikeropname zichtbaar op een PET-scan, dan kan dat duiden op tumorweefsel, maar het kan soms ook te wijten zijn aan infecties of ontstekingen.